Met 10-0 achter. Waarheidsvinding voor strafrechtadvocaten
4PO Punten - Juridisch - Strafrecht

Met 10-0 achter. Waarheidsvinding voor strafrechtadvocaten

Om te overleven heeft de evolutie ons uitgerust met een aantal cognitieve instincten die ons snel tot een bepaald oordeel doen komen. Het zijn een soort short-cuts die ons, of beter ons brein, in alledaagse situaties een onmiddellijk antwoord verschaffen. Het antwoord is voor die praktische alledaagse situatie doorgaans betrouwbaar, d.w.z. betrouwbaar genoeg om in die alledaagse context te overleven. Het is het evolutionaire antwoord op situaties waarin er geen tijd te verdoen is met rationele overwegingen.

Het voordeel van deze short-cuts is evident. Ze hebben echter ook een groot nadeel: ze zijn geselecteerd op overleven, niet op waarheid, en dat kan in niet-alledaagse situaties tot problemen qua waarheid leiden. De strafrechtcontext is één van deze situaties. Het is daarom van eminent belang om in die context bewust te zijn van de verleiding en kracht van de cognitieve instincten.

Het probleem is dat de antwoorden van deze cognitieve instincten ons geheel natuurlijk voorkomen — en dat zijn ze ook — en dat we die antwoorden daarom als vanzelfsprekend aannemen. Dat is ons aller eerste reactie, en het kost inspanning om die reactie ter discussie te stellen.

Binnen de strafrechtcontext spelen bijvoorbeeld de verleiding van passend bewijsmateriaal — het idee dat, als alles bij een scenario past, dat scenario daarom dus wel waar moet zijn (populair bij vele officieren ) — en de verleiding van belastend bewijsmateriaal — belastend bewijsmateriaal wordt als zwaarder ervaren dan ontlastend bewijsmateriaal (dit geldt helaas ook voor rechters)— een verraderlijke rol. Bijvoorbeeld, wanneer belastende gegevens zwaarder wegen, wordt een verdachte bijna automatisch niet geloofd. Het gaat hier niet om slechte mensen, maar om automatische reactie van ons brein. Het is van belang dat een strafrechtsadvocaat bewust is van deze en andere cognitieve instincten vanwege hun vaak verhulde invloed — ook bij hemzelf — op het waarheidsvindingsproces.

In deze cursus zullen de voor de strafrechtadvocaat belangrijkste cognitieve instincten worden behandeld; niet alleen vanuit een theoretisch perspectief, maar juist ook aan de hand van vele concrete rechtszaken waarin de niet-onderkenning van die cognitieve instincten tot gerechtelijke dwalingen leidde.

De 10-0 van de titel slaat op al die cognitieve instincten die ten nadele van een verdachte werken. Ton Derksen zal ook enige praktische suggesties geven om met deze situatie om te gaan.

Docent:
Ton Derksen studeerde af in geschiedenis en filosofie aan de Rijks Universiteit Groningen, en behaalde aldaar ook een kandidaats (bachelors) sociologie. Hij promoveerde in Oxford met een proefschrift over waarschijnlijkheid. Na zijn professoraat in de wetenschapsfilosofie en cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit Tilburg, werd hij bij zijn emeritaat door zijn zus geconfronteerd met de zaak Lucia de Berk. Zijn promotie in de waarschijnlijkheid maakte hem gevoelig voor de kardinale waarschijnlijkheidsfouten in deze zaak. In de daaropvolgende discussie raakte hij betrokken bij andere spraakmakende zaken. Studie van de dossiers leerde hem dat de denkfouten (cognitieve instincten) waarover hij jarenlang college had gegeven , in die strafzaken schering en inslag waren. Hij besloot daarop de “theoretische” wetenschapsfilosofie vaarwel te zeggen, en zich te gaan toeleggen op de “toegepaste” wetenschapsfilosofie: het analyseren van cognitiefouten in strafzaken. Hij schreef boeken over de zaken Lucia de Berk, Louwes, Olaf Hamers (levenslang) en Baybasin (levenslang). In de laatste twee zaken schreef hij mee met de herzieningsverzoeken. Hij trad op als deskundige in een zevental andere (vermeende) moordzaken, en recentelijk ook in twee civiele zaken.

Hij schreef een theoretisch werk De ware toedracht (7de druk) waarin hij waarheidsvinding binnen de strafrechtcontext analyseert. Het boek wordt gebruikt bij een drietal juridische opleidingen. Hij schreef ook empirische studie over Onschuldig vast, waarvan de uitkomst op de voorpagina van de NRC werd vermeld, en die week in diezelfde krant drie keer werd besproken. Derksen werd tot deze studie aangezet door de stille veronderstelling van het Nederlandse strafrechtsysteem dat door de rechters sowieso heel weinig onschuldigen worden veroordeeld en dat die weinige fouten na nog twee instanties er nagenoeg geheel zijn uitgefilterd. Het onderzoek, dat vele verschillende methoden gebruikte, kwam tot een heel andere conclusie: grofweg van de voor moord veroordeelden is 8%- 12 % onschuldig, 4%-7% fout (onschuldig veroordeeld) in andere zaken. Vele juristen, mede gesteund door prof Merkelenbach in het NJB, meenden dit af te kunnen doen als een loze bewering. Ze herkenden zich niet in deze percentages. De Nederlandse en de internationale topstatistici die van dit onderzoek kennis namen, zien evenwel een sophisticated analyse die betrouwbare ranges van fouten oplevert.

Docenten